vrijdag 22 januari 2016

Balthasar



Als niemand een poot zou uitsteken was ik binnen de kortste keren dood. Ik hoef het niet mooier te maken dan het is. Bij alles ben ik volledig afhankelijk van anderen. Alleen ademhalen doe ik zelfstandig.
Ik ben een kasplant.
Op een dag sprong er een bloedvat in mijn hoofd. Sindsdien zit ik waar ik zit. Dus om nou te zeggen dat mijn toekomst er rooskleurig uit ziet…
Ik mag dan wel niets meer kunnen, mijn gevoel voor humor ben ik gelukkig niet kwijtgeraakt.
Iedere dag is opnieuw een kwelling. Ik kan geen kant op. Dat is frustrerend. Ik had graag nog wat dingen ondernomen. Het zien van het noorderlicht, om maar even iets te noemen; al jaren een langgekoesterde droom. 
In ieder geval ben ik weer een levensles rijker.
Van uitstel komt afstel!
Iets anders: van horen zeggen schijn ik nogal een naar iemand te zijn. Ik vertoon sociaal onaangepast gedrag, ben prikkelbaar en af en toe zelfs agressief. Dat zijn heel wat beschuldigingen jegens mijn adres. 
Gelukkig kan ik diegenen geruststellen. Ik denk niet dat ik de tachtig haal.
Vaak zit ik, met mijn koptelefoon op, uit het raam te staren. Dan kijk ik naar de vogels. Vogels geven kleur aan mijn leven. Ondertussen luister ik dan naar kinderliedjes. Daar word ik rustig van.   
Ik weet het, zeg maar niks.
Ik heb één vriend. Dat is Balthasar. Balthasar is mijn kanarie. Hij kan meer dan mij. Hij eet zelf, wast zichzelf en vliegt rondjes in zijn kooi. Hij weet de boel in ieder geval nog iets op te fleuren. Dat is nodig ook. Want vaak ben ik futloos en somber gestemd. Dat schijnt een bijwerking te zijn van de enorme berg medicijnen die ik dagelijks naar binnen werk. 
Ik kan ze ook níét innemen.
Dat heeft dan wel ernstige consequenties, zegt mijn behandelend arts.
Maar veel erger dan dit kan het haast niet worden, lijkt mij.   
Ik bid ook wel eens. Ik bid dan dat ik niet meer wakker word.
Kort maar krachtig!
Tot op heden echter zonder resultaat.
Mijn beide kinderen komen twee keer in de week op visite. 
Noor is bang voor mij. Ze durft niet bij papa op schoot. Wat wil je ook met een vader die een pamper draagt en zich niet weet te gedragen.
Max observeert mij alleen maar. Het enige wat hij vraagt is: wanneer wordt papa weer normaal?
Ik schaam me.  
Ik schaam me zó om wie ik ben.
Altijd als ze weer weg gaan, ga ik naar mijn kamer. 
Daar huil ik. Jank ik! Vloek ik!! Schreeuw ik het uit!!! 
God… ik ben nog niet eens halverwege de veertig.
Ik zou zo graag… ik weet het niet... ik weet gewoon niet hoe… ik moet… zeggen… dat ik… enorm…  veel… van ze houd.

Kom Baltahsar, we gaan slapen. Welterusten. Tot morgen.
   
© taededraaftdoor 22-01-2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten