Ik ben van huis weggelopen. Stiekem. Zonder een briefje achter te laten, wat
ik normaal altijd wel doe als ik bijvoorbeeld bij Jelmer of Dennis ga spelen.
Mijn vader en moeder maakten ruzie, dat doen ze wel vaker. Ze schreeuwen
dan tegen elkaar met woorden die ik niet mag zeggen, want dan moet ik naar mijn
kamer.
Mijn vader noemde mij laatst een heel naar woord, omdat ik drinken over
zijn laptop had gemorst, en de laptop toen stuk ging. Het gebeurde echt per
ongeluk, maar dat geloofde hij niet. Hij vloekte en sloeg met de deur. Ik denk
dat mijn vader niet van mij houdt. Hij zegt van wel, maar ik denk dat hij dat
niet meent. Daarom ben ik weggelopen.
Ik heb mijn petje op gezet zodat niemand mij herkent. Want als ze me
straks missen, bellen ze natuurlijk met de politie. Die gaan dan zoeken met een
helikopter en met speurhonden. Misschien moet ik straks even door een sloot
lopen, dan kunnen de honden geen spoor meer ruiken, maar ik weet niet helemaal zeker
of ik dat wel durf.
Ik loop over het bruggetje van de vijver en ga linksaf. Ik fiets hier altijd
langs als ik naar mijn oma ga. Van mijn oma mag ik altijd alles. Bijvoorbeeld op
blote voeten door haar blubbertuin heen lopen. Als het heel hard regent, verandert
haar tuin in een blubbertuin. Dat is echt heel gaaf!
Verderop loop ik langs de begraafplaats. Mijn moeder vind het daar eng,
ik niet. Ik ben er wel eens geweest. Mijn opa ligt daar begraven. Mijn oma
bracht er bloemen en moest toen ineens huilen. Toen heb ik me omgedraaid, want dat
vond ik zielig voor mijn oma.
Ik denk dat ik vannacht in een hooiberg slaap. Dat heb ik eens gezien in
de Donald Duck. Dan moet ik wel naar een boerderij, en dat is nog een heel eind
lopen.
Ik heb een reep chocolade voor onderweg in mijn rugzak zitten, en ook een
flesje water en een banaan. In een geheim vakje bewaar ik altijd vijf euro voor
noodgevallen. Dus ik kan altijd patat eten.
Een andere keer was mijn vader denk ik op zijn kwaadst. Ik had toen voor
vaderdag met stoepkrijt een tekening op onze auto gemaakt. Eigenlijk snapte ik niet waarom hij zo kwaad werd, want stoepkrijt gaat
meestal na een paar regenbuien vanzelf weer weg.
Mijn moeder zegt dat mijn vader aanvallen heeft. Daarvoor gaar hij naar
een speciale dokter die dan met mijn vader praat. Ik mocht een keer mee omdat
de dokter ook met mij ging praten. Hij vroeg mij wat ik het leukste vond van
mijn vader. Toen zei ik dat ik dat niet wist.
Op een bankje rust ik even uit. Mijn benen doen zeer. Ik drink mijn
flesje water bijna in één keer leeg en eet mijn banaan op. Ik kijk op mijn
horloge. Ik ben nu een uur en de helft van een uur weg.
Ik heb geen pyjama mee. En ook geen tandenborstel. Ineens durf ik niet
meer.
Mijn moeder moet vast heel erg huilen als ik nooit meer thuis kom. En ik kan
nooit meer met mijn lego spelen.
Ik sta op en begin te lopen. Sneller, steeds sneller…
In de gang hang ik mijn jas op en schop mijn schoenen uit.
‘Hoi mam,’ hijg ik, als ik de keuken binnen ren.
‘Hallo lieverd,’ lacht ze. ‘Heb je leuk gespeeld? Over vijf minuten gaan we
eten.’
© taededraaftdoor
30-06-2016
Prachtig geschreven en ook heel herkenbaar. Voor je gevoel ben je al een hele tijd weg van huis. En dan blijkt dat je moeder je niet eens gemist heeft. Groter groeien valt niet mee.
BeantwoordenVerwijderenMooi, die gedachten van een kind. Een kort verhaal, maar een met diepgang. Draaf zo door...
BeantwoordenVerwijderen