Mijn zoontje
zag voor het eerst in zijn leven een ‘vreemde’ naakte man.
Dat gebeurde
in de meivakantie. We hadden een huisje gehuurd in de bossen van Drenthe. Volgens
een vriend: The place to be, voor ‘wild spotting’ wat, tussen haakjes, een liefhebberij
van ons is.
Omdat mijn
zoontje dolgraag een eekhoorn wilde zien, zouden we samen een keer vroeg op pad
gaan. Zo gezegd zo gedaan. Ik had voor de gelegenheid broodjes gesmeerd, die we
onderweg ergens zouden gaan opeten. Ook had ik beloofd ’s nachts broodkruimels te
strooien wat de kans op het zien van zo’n diertje extra zou vergroten. Enthousiast
stak hij voor het slapen gaan zijn duim op, hij vond het geweldig.
Hoopvol, zat
hij de volgende ochtend vroeg achterop de fiets, met zijn verrekijker in de
aanslag, wachtend op wat zou gaan komen.
We waren nog
maar net weg of hij meende er al eentje te zien.
‘Daar papa! Kijk
dan!’
‘Je hebt je vast
vergist,’ zei ik.
‘Nee!’ zei
hij stellig. ‘Je kijkt ook niet.’
‘Hoe zag ie
er dan uit?’ vroeg ik
‘Dat weet ik
niet meer,’ gaf hij toe.
‘Zie je nou
wel.’
‘Je bent
gewoon jaloers omdat ik er wel eentje heb gezien, en jij niet.’
We reden nog
wat rond, maar de pluimstaartjes hielden zich verdacht schuil.
Plotseling
hoorden we iets kraken. We keken geconcentreerd in de richting waar het geluid vandaan
kwam. Ineens dook vanuit het bos een spiernaakte man op. Hij huppelde kris kras
heen en weer, en maakte allemaal gekke bewegingen.
‘Papaaa!’
riep Luuk. ‘Een naakte man!’ Hij begreep er niks van. Ik evenmin. Ik pakte mijn
fotocamera en maakte een foto.
Dat zag de
naakte man ook, waarna hij, wild gebarend, onze richting op kwam. Hij was
duidelijk ‘not amused’.
‘Hij komt
hierheen!’ schreeuwde Luuk. ‘Je moet wegfietsen. Ik ben bang.’
‘De fiets doet
het niet,’ loog ik.
De naakte man
kwam pal voor ons staan. Hij had alleen schoenen aan. Zijn lichaam zat onder de
tatoeages en andere versiersels. Het was een bijzondere bezienswaardigheid, zo
vroeg in de ochtend.
Ik vroeg mij
af waar hij vandaan kwam. Misschien had hij hier wel ergens geslapen. Of wie
weet, woonde hij in een of ander hol. Er lopen tegenwoordig wel meer gekken
rond.
Luuk staarde
vol verbazing naar zijn 'slinger' waar een grote ijzeren ring doorheen prijkte.
Ik kon mijn lachen amper inhouden.
Op mijn vraag
wat de bedoeling was van dit onsmakelijke tafereel probeerde hij in volstrekt onverstaanbaar
taalgebruik mij iets duidelijk te maken. Er was geen touw aan vast te knopen, hij
was duidelijk onder invloed van iets.
Even opmerkelijk
als hij verscheen, verdween hij ook weer in het bos.
Op de
terugweg zat Luuk boordevol vragen, voornamelijk over 'de slinger met de ijzeren
ring'. Waarom ik dat niet had, en of hij er later ook eentje moest?
Toen ik hem thuis weer van de fiets tilde, zei ik: ‘Vertel
dit maar niet verder, want de kans is groot, dat straks niemand jouw verhaal gaat
geloven.’
Hij knikte.
Hij knikte.
Maar gelukkig
hebben we de foto nog.
© taededraaftdoor
28- 05-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten