‘TERROR’ stond met grote graffiti letters op het schoolbord. Meneer de Vries,
leraar landmeetkunde, deed een verwoede poging om te redden wat er te redden
viel. Hij was druk in de weer met een borstel toen er een baksteen rakelings
langs zijn hoofd suisde en zich diep in het schoolbord boorde.
Van der Horst, leraar maatschappijleer, zat met handboeien aan de trap van
de bovenste verdieping vastgeketend. Hij schreeuwde en vloekte maar het had
geen enkele zin. De brandslang werd op hem gericht waarna hij de volle lading
kreeg. Drijfnat stapte hij in zijn auto om vervolgens twee maanden overspannen
thuis te blijven.
Vechtpartijen, intimidaties, bedreigingen en afpersingen waren aan de
orde van de dag in de klas waarin ik zat.
Het was ook de klas waar Sjoerd deel van uit maakte. Sjoerd had sproeten en
rood haar en zijn ene been was langer dan de ander. Op het stotteren na
mankeerde er niets aan Sjoerd. Toch was hij het mikpunt van allerlei pesterijen.
Meer dan eens werd hij in een vuilcontainer gestopt en werd er met hem over het
schoolplein gecrost. Wat stonk die jongen wanneer hij er huilend uit klauterde.
Of die keer dat ze hem in de kantine met eieren hadden bekogeld en niemand een
hand uit stak.
Terwijl de rest van de klas met gym aan het basketballen was, lag Sjoerd op
een matje in een hoek van de zaal zijn uiterste best te doen om de koprol te
oefenen; om de doodeenvoudige reden dat hij deze niet goed kon. Aan het eind
van de les mocht Sjoerd dan zijn kunsten, onder luid gelach, voor de rest van
de klas vertonen. De gymleraar scheen wel plezier in deze vorm van vernedering
te hebben.
Waarom? Ik denk omdat hij stoer wilde doen tegenover de zogenaamde ‘harde
kern’ van de klas. Of gewoon, omdat hij bang was voor deze jongens. Ik heb het
in ieder geval nooit goed begrepen. En Sjoerd denk ik ook niet.
Op een dag zat Sjoerd niet in de klas. Meneer Dijkstra, onze wiskundeleraar,
kwam die ochtend iets later dan gebruikelijk de klas binnen. Hij zei niets. Hij
zette zijn tas op het bureau en liep naar het raam waar hij zwijgend voor zich
uit naar buiten stond te staren.
‘Sjoerd,’ zei hij uiteindelijk met een diepe zucht. Hij draaide zich om en
keek de klas rond. ‘Sjoerd zal niet meer bij jullie in de klas komen zitten.’
Hij liep naar de lege plek waar Sjoerd altijd zat en ging op zijn tafeltje
zitten. Hij sprak de naam van Sjoerd opnieuw uit, maar ditmaal met een brok in
zijn keel. Hij schudde met zijn hoofd en zijn stem brak bij de volgende woorden:
‘Sjoerd heeft er voor gekozen om een eind aan zijn leven te maken, zijn ouders
en zijn zusje staan voor een raadsel.’
Het was doodstil in de klas. Niemand durfde iets te zeggen. Iedereen keek
naar meneer Dijkstra die met gebogen hoofd zachtjes begon te huilen. Die
ochtend gaf hij geen les. Hij wou dat we met elkaar in gesprek zouden gaan
zodat we na konden denken over wat er was gebeurd. Hij liep naar het bord,
pakte een stuk krijt, en schreef de laatste zinnen van Sjoerd zijn
afscheidsbrief op het bord:
Zestien jaar
overbrugd
Nu niet langer
voor het leven op de vlucht
© taededraaftdoor
30- 04-2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten