Dag lieve schat, daar ben ik weer. Mijn God, wat heb ik je gemist. Je
zult je vast en zeker hebben afgevraagd waar ik bleef. Of dacht je soms dat ik
er stiekem een ander op na hield. Tja, je weet tenslotte maar nooit.
Tjonge jonge, wat een wildernis.
En al die vogelpoep. Dat is toch geen gezicht…
Weet je lieverd, ik moet je iets bekennen. Het zit namelijk zo; daar waar
jij altijd bang voor bent geweest is mij uiteindelijk toch overkomen.
Wacht... volgens mij
liggen er nog schoonmaakspullen in mijn fietstas.
Ik zou gewoon even naar de bakker. Dat doe ik iedere dag, dat weet je. Alleen
had ik niet in de gaten dat het glad was. Wie verwacht zoiets nog in april. Voor
ik er erg in had, lag ik op straat. De pijn was Godsgruwelijk. In het ziekenhuis
bleek dat mijn heup was gebroken.
(zucht)
Ik weet al lang wat je zou hebben gezegd. Dat ik nog van geluk mag
spreken. Het had veel erger kunnen aflopen.
Zo, een beetje groene
zeep. Kijk, zo krijg je weer een glimp op je gezicht.
Weet je, ik loop al een poosje rond met een steen in mijn maag. Ik...
Hoe..? Uh.. ik hoop dat je niet kwaad bent als ik je vertel dat ik al je fotografiespullen
heb weggedaan.
Zo, het hoge woord is er
uit.
Het lag alsmaar in de kast. Precies zoals jij het er destijds had neergelegd.
Ik mocht er immers nooit aankomen van jou. Ik mocht er zelfs niet eens naar
kijken. Dat laatste was een grapje…
(zucht)
Wat mis ik je toch, Gerrit.
Waarom moet ik nou weer huilen?
Waar is mijn zakdoek?
Kijk, ik heb zelfs verse bloemen voor je meegebracht. Je dacht zeker dat
ik je verjaardag was vergeten. Wel, dat fleurt de boel in ieder geval weer wat
op.
Even denken, je zou
achtenzeventig zijn geworden. Tjonge, dan ben je al weer vijf jaar weg…
Liefste, je weet dat ik je nooit zou bedriegen, maar je weet hoe mensen
kletsen. En ik wil absoluut niet dat je het van iemand anders hoort. Maar sinds
een paar weken heb ik contact met een man. Karel. Hij is nieuw in de straat
komen wonen en heeft zijn vrouw twee jaar geleden verloren.
Op onze eerste kennismaking bracht hij rozen voor me mee. Ik bloosde. Wat
voelde ik mij gĂȘnant, zeg.
Ik hoop niet dat ik jou nu heb gekwetst want ik houd nog steeds van jou.
Jouw foto staat nog gewoon op het dressoir. Hij zit nooit op jouw stoel en
zijn jas hangt mooi naast de jouwe aan de kapstok in de gang. En ik dek de
tafel gewoon voor drie.
Stom he, maar dat heb ik
altijd zo gedaan. Altijd ook een bord voor jou.
Volgende week is het onze trouwdag. Dan breng ik dan wat lekkers mee,
goed?
Kusje, lief.
Tot gauw!
© taededraaftdoor
15- 06-2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten