zondag 21 mei 2017

De vogelkijkhut



Met mijn verrekijker tuur ik langs de bomenrij. Mijn hart bonst in mijn keel. Ik heb zojuist een roodmus gespot.

Ik weet alles van vogels. Ik weet bijvoorbeeld dat een pimpelmees 12 gram weegt, zo’n 10 jaar kan worden, een eitje circa 1,2 gram weegt, ze ongeveer 24 eitjes in een broedseizoen legt en een volwassen exemplaar 1500 veren heeft.
Wanneer ik iets lees, vergeet ik het daarna nooit meer. Ik heb, zeg maar, een soort van fotografisch geheugen. Soms is dat handig. Af en toe ook niet.
Doordat ik zoveel lees, verzamel ik ook steeds meer dingen in mijn hoofd. Eigenlijk is mijn hoofd een hele grote schatkamer met ontelbaar veel schatten. Maar wat nou als mijn hoofd helemaal vol raakt en er niets meer bij kan. Knalt mijn hoofd dan uit elkaar? Of wordt mijn hoofd alleen maar steeds groter? Net zoals bij oom Koos. Die heeft ook een heel groot hoofd. Maar dat komt ook omdat oom Koos zoveel eet.
Of stel nou, dat er rovers komen, die mijn hoofd willen stelen, omdat ik zoveel weet. Dat kan, op tv heb ik dat zelf gezien.
Ik ben een beetje anders dan andere kinderen. Er zit een soort kortsluiting in mijn hersenen waardoor ik moeite heb met opletten en mijn batterij vaak snel leeg is. Als het moet kan ik trouwens best goed opletten, maar alleen als ik daar zelf zin in heb.
Binnen een uur heb ik een puzzel van 1000 stukjes klaar en ik ben goed in schaken. Laatst moest ik een test doen. Ik heb een IQ van 150. Dat is hoger dan mijn vader.
Ik heb nul vrienden. Dat vind ik niet erg. Nou ja, soms wel een beetje, als ik jarig ben, zeg maar, dan heb ik geen vriendjes om het mee te vieren.
Sommige kinderen zeggen dat ik gek ben. De dokter zegt dat dat niet zo is. Juf vindt mij bijzonder, mijn moeder vindt mij lief, ik vind mijzelf gewoon.
Het allerliefst zit ik hier, in de vogelkijkhut. Ik kom hier bijna iedere dag. Ik houd van vogels. Van vogels kijken word ik rustig en laadt mijn batterij weer op.
Ik kan ook heel veel dingen heel goed. Bijvoorbeeld vogels imiteren. Ik probeer wel eens met ze te praten. Soms denk ik dat ik dat kan. Dat weet ik haast wel zeker, want laatst vertelde ik in vogeltaal dat ik jarig was geweest en toen kwam er zomaar een vinkje aanvliegen die voor mij ging zingen. Toen moest ik zomaar ineens een beetje huilen. Heel gek. Gelukkig heeft niemand dat gezien.
Ik zou best een vogel willen zijn, dan kon ik overal naar toe vliegen waarheen ik maar zou willen. Gewoon weg!
Maar volgens de dokter heb ik structuur en een vertrouwde omgeving nodig, dus blijf ik maar hier.
Ik slaap hier ook wel eens. Maar alleen als ik ruzie heb gemaakt met mijn ouders, maar dan wel zo’n erge ruzie dat het lijkt alsof er oorlog komt. En van oorlog word ik verdrietig.
Volgens de dokter komt dat omdat onze frequenties soms niet goed op elkaar zijn afgestemd. Daar moet ik nog aan werken, en dat vind ik lastig.
O jee, is het al zo laat? Ik moet naar huis. Ik moet straks naar judotraining.


© taededraaftdoor 21- 05-2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten