vrijdag 14 oktober 2016

De zolderkamer



Het is hier één grote rotzooi. De vloer ligt bezaaid met lege flessen wijn en bedorven etensresten. Ik meende laatst zelfs een muis te hebben gezien.
Sinds Elsa mij eruit heeft gezet, woon ik hier, op de zolder bij mijn ouders thuis. Eén ding kan ik je wel vertellen: dat is bepaald geen pretje.
Het is een klein kamertje, welke vroeger dienst deed als logeerkamer, maar waar niemand ooit een oog heeft dichtgedaan omdat het er zou spoken.
Ik kan mij nog herinneren dat mijn tante Truus er eens een vleermuis tussen de lakens heeft gehad. Ze dacht dat het een vampier was. In overspannen toestand is ze, hals over kop, huiswaarts gekeerd. Twee weken later was ze dood.
Volgens mijn vader had dat niets met het voorval te maken. Mijn oom trok dat echter stellig in twijfel. Sindsdien is ieder contact tussen hen verbroken. Zo gaan die dingen nou eenmaal in onze familie. Het is zwart of het is wit.
Vroeger kwam mijn moeder hier twee keer in de week om de boel te doen, zoals zij dat noemde. Sinds haar herseninfarct kun je zien dat ze er in geen jaren meer is geweest. Mijn vader wel, voor hem werd het één of ander vunzig oord. In een lade vond ik playboys en pornoblaadjes.
En dat is het hem nou juist. Ik erger mij mateloos aan mijn ouders, en dan met name aan mijn vader.
Het dagritme van mijn vader bestaat voornamelijk uit rituelen, waarvan de een nog krankzinniger dan de ander.
Ik zal proberen een voorbeeld te geven. Iedere ochtend, klokslag tien uur, gaat mijn vader naar het toilet. Hij brengt daar dan zeker een half uur door. Wat ie daar allemaal doet? Ik vroeg het hem een keer. Het antwoord dat ie gaf was buitengewoon subtiel: ‘Dat zal ik jou zeker aan je neus hangen, snotjong!
Een ander voorbeeld. Iedere middag doet mijn vader een dutje. Dan wenst hij dat het stil is in huis. Hij verwacht zelfs van mijn moeder dat ze de koekoek niet laat koekoeken.    
Mijn moeder is licht dementerend en vergeet wel eens wat. Dan is hij niet te genieten en zegt de rest van de dag niets meer tegen haar.
Ook vergeet mijn moeder wel eens om te koken. ‘We hebben toch net gegeten?’ zegt ze dan. Dan is het hek helemaal van de dam. Woest is ie dan.
Af en toe eet ik beneden. Op uitnodiging van mijn moeder. Ze wil zo graag dat het goed met mij gaat, de lieve schat. Ik doe het puur voor haar, want eenmaal aan tafel hopen de ergernissen zich al gauw weer op.
Alleen de manier waarop mijn vader eet is al onuitstaanbaar. Hij smakt, hij slurpt en hij boert. Ik kan het niet uitstaan.
‘Hoe houd je het in Godsnaam met hem uit?’ vraag ik mijn moeder wel eens.
‘Ach, we hebben allemaal onze eigenaardigheden,’ antwoordt ze dan steevast met een glimlach.
Ze houdt gewoon van hem. Ook al is het af en toe een hork van een vent.
Dit is overigens ook de kamer waar ik het voor het eerst met Elsa heb gedaan. Inmiddels zijn we negentien jaar samen waarvan de laatste drie weken niet meer.
Mijn kinderen heb ik sindsdien niet meer gezien. Ik ben schandalig in de fout gegaan, ik weet het. En gedane zaken nemen nou eenmaal geen keer. Ik rook weer, ik drink teveel, ik slik medicijnen. Ik word zelfs psychisch behandelt.
Ik mis ze. Echt! Wanneer…?
Mijn telefoon gaat. 
Elsa.  

   
© taededraaftdoor 14-10-2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten