zaterdag 10 mei 2014

De verhuizing



De dag waarop we zouden gaan verhuizen voelde ik me rot. Ik bleef net zo lang in bed liggen totdat mijn vader stampvoetend de trap op kwam en de deur van mijn slaapkamer met een zwaai opengooide.
‘Maud!’ riep hij kwaad, ‘kom onmiddellijk uit je nest. De verhuiswagen kan ieder ogenblik voor de deur staan.’
Ik vond mijn vader er de laatste tijd raar uitzien. Zijn haar dat voorheen altijd netjes in een scheiding zat, stak nu alle kanten op. Ook had hij zijn baard laten staan en groeiden er lange vieze haren uit zijn neus. Hij was duidelijk in de war.
Demonstratief trok ik het dekbed over mijn hoofd en draaide me om. Ik had me nog nooit zo verdrietig gevoeld.

Een half jaar geleden veranderde ons leven abrupt. Mijn vader had op de rommelmarkt een of ander boek gekocht wat zijn levensvisie in één oogopslag veranderde. Het verhaal ging over een stadsfamilie die de wildernis van Nieuw Zeeland was ingetrokken om er, in alle eenvoud, een nieuw bestaan op te bouwen. Door er hun eigen voedsel te verbouwen, een waterput te slaan en hun eigen energie op te wekken, voorzagen ze zo in hun eerste levensbehoeften.
Mijn vader was helemaal buiten zinnen. Het boek had hem volledig in de greep. Hij kon over niets anders meer praten.
En waar Julian en ik bang voor waren, ontpopte zich vlak voor onze ogen. Mijn vader kocht een boerderijtje ergens in een uithoek op het platteland, ver weg van de grote drukke stad.
Moeder stribbelde eerst nog wel wat tegen, maar ging, omdat de schone lucht een goede uitwerking zou hebben op Julian zijn bronchitis, uiteindelijk toch overstag. Per slot van rekening ging de gezondheid van haar kinderen boven alles.
‘Jullie zullen versteld staan bij het zien van ons toekomstig chateau,’ zei mijn vader stellig.
Daarover had hij beslist geen woord teveel gezegd, want toen we op een zondagmiddag een kijkje gingen nemen, kon ik wel janken. ‘Wat heb je nou gedaan?’ schoot ik uit mijn slof. ‘Je hebt een krot gekocht. Man je bent niet goed wijs.’
Er groeide mos op de verrotte kozijnen, de dakgoten waren lek en de houten vloer was kapot. Je kon zien dat het al jaren leeg had gestaan.
‘Uiteraard moet er nog het een en ander aan gebeuren,’ stak mijn vader meteen van wal, ‘maar als we met z’n allen de schouders er onder zetten, weet ik zeker dat we dit stulpje binnen de kortste keren kunnen om toveren tot een prachtig paleisje.’ Hij sprak de woorden met een soort van overtuiging dat je hem haast zou gaan geloven. In elk geval geloofde hij er zelf volledig in.
‘Kijk,’ zei hij, wijzend naar een braak liggend stuk terrein, ‘daarginds komt de moestuin en daarzo een windmolen en hier komt de waterput.’
Hoe krankzinnig zijn idee ook leek, hij bleef de moed er maar in houden. Volgens mij had hij geen flauw idee waar hij ons in meesleurde en dat zijn plan gedoemd was om te mislukken.

De weken die volgden vertoefden we ieder weekend op de boerderij. Mijn vader wilde het opknappen ervan perse zelf te doen. Ik had hem nog nooit eerder een hamer zien vasthouden, laat staan dat hij in de weer ging met een cirkelzaag. Ik stond er hoofdschuddend naar te kijken. Bij alles wat hij deed mopperde hij. 
Julian en ik ruimden de rommel op zolder op en schilderden onze slaapkamers. In een kast vonden we een luchtbuks waarmee we op lege verfblikjes achter in een weiland schoten.

Toen ik beneden kwam stond mijn vader met een rood hoofd voor het raam naar buiten te staren.
Moeder zat aan de keukentafel, ik kon zien dat ze gehuild had.
Julian zat stilletjes in een hoek met zijn mobieltje te spelen. Naast hem op de vloer stond een doos met zijn computerspullen die hij geen moment uit het oog verloor.  
Naarmate de tijd vorderde en het moment steeds dichterbij kwam waarop we afscheid moesten gaan nemen van ons oude leventje, des te bedrukter werd de stemming.
‘Vanaf vandaag zal ons leven er compleet anders uit gaan zien,’ onderbrak mijn vader de ongemakkelijke stilte. ‘We zullen hard moeten werken om eten op ons bord te krijgen.’ 
‘Dat deed je voorheen toch ook, mag ik hopen?’ zei ik nonchalant. ‘Alleen vond jij het blijkbaar nodig om al je zekerheden overboord te gooien door domweg ontslag te nemen. Hoe onnozel kun je zijn!’ Het schoot eruit voor ik er erg in had.
‘Luister, dit is het meest verstandige besluit dat ik ooit voor mijn gezin heb genomen,’ reageerde hij ineens emotioneel. ‘Bovendien was het een weloverwogen beslissing.’ Onze huidige maatschappij is als een ziektekiem die de wereld…’
‘Sta niet zo stom te preken, pa,’ onderbrak ik hem ruw. ‘Allemachtig, je was accountant, notabene. Je had een goed salaris en zorgde goed voor je gezin. En nu zadel je ons, door één of ander sprookje op met jou egoïstische manier van denken? Ik walg van je!’ Kwaad rende ik naar buiten waar ik huilend tegen een tuinschutting ging zitten. Waarom begreep hij mij toch niet?
           
We moesten wel even wennen aan onze nieuwe levensstijl. Mensen zag je er haast niet en het enige verkeer dat voorbij kwam waren tractors die met hoge snelheid langs raasden.
Een andere tegenvaller was dat je een klote eind moest fietsen om in het dorp te komen. Er was alleen een supermarkt en een dorpscafé. De mensen die daar kwamen waren nou niet bepaald mijn type, dus uitgaan zat er voor mij niet in.
De krakkemikkige windmolen achter ons huis voorzag ons van energie, althans dat was de bedoeling, maar vaker dan ons lief was zaten we ’s avonds met kaarslicht te lezen. Internet hadden we er ook niet. Daardoor moest Julian op zoek naar een nieuwe hobby en vond die in het doodschieten van ratten die zich op ons erf bevonden. Een keer in de week ging Juul met een vuilniszak vol ratten naar Gosse, een jager, die ze voor twee vijftig per stuk van hem kocht.
Het water dat we met een handpomp uit de waterput pompten stonk en was bruin van kleur. Maar we hadden geen keuze omdat er volgens mijn vader geen beter water was te bedenken dan ouderwets grondwater. De opa van mijn vader had het ook altijd gedronken, zei hij.
‘Ja, en die leeft ook al niet meer,’ snauwde ik hem toe.
De gewassen in onze eigen moestuin waren lang niet genoeg om ons in leven te houden. Volgens een buurman kwam dit doordat de grond arm was. Hij gaf mijn vader het advies om het land met kunstmest te bemesten. Maar mijn vader wilde daar niks van weten. Hij ontplofte bijna. Gifstoffen of andere chemicaliën kwamen er niet op zijn erf, dat was uit den boze. De wereld was al een smerige afvalberg aan het worden en daar wenste mijn vader niet aan mee te werken.
Moeder ploeterde zich een slag in de rondte. Ze waste alle kleren met de hand, ze bakte zelf brood in haar houtfornuis en hield de boel zo goed als mogelijk schoon met stoffer en blik.
Na een jaar leek mijn moeder er onder door te gaan. Ze had grote donkere wallen onder haar ogen en slikte antidepressiva. Mijn vader had zo zijn bedenkingen over medicijngebruik en keurde dat dan ook af. 
In mijn dagboek schreef ik vaak dat ik mijn vader haatte. De sterke band die ik voorheen altijd met mijn moeder had gehad leek langzaam bij beetje weg te ebben. Ze leek af en toe haast onbereikbaar voor mij en Julian. Achteraf was ze stoned van de medicijnen omdat ze het dubbele slikte dan wat voorgeschreven was.   
Het algehele dieptepunt liet niet lang op zich wachten. Op een dag was mijn vader aan het houthakken toen hij zich met de bijl in zijn hand sloeg. De vermoeidheid had zijn tol geëist. En met vijfentwintig hechtingen in zijn arm kwam er abrupt een einde aan zijn grote droom. En hoewel ik het haast niet hardop durf uit te spreken, sprong ik een gat in de lucht van opluchting.
 
Inmiddels wonen we in een caravan bij een oom op het erf. De boerderij staat te koop. Mijn vader kon zijn oude baan terugkrijgen. Hij spreekt met geen woord over ons mislukte avontuur op de boerderij. Mijn moeder gebruikt geen medicijnen meer en lijkt langzaam weer de oude te worden.  Julian is weer helemaal in zijn nopjes nu hij weer kan gamen en kan chatten met zijn vriendjes.
En ik? Ik ga weer naar mijn oude school. Maak plezier met mijn vriendinnen en heb een baantje in een supermarkt gevonden. Heel af en toe, bekruipt mij ineens een gevoel van heimwee of weemoed of hoe je het ook mag noemen. Dan kijk ik naar de foto’s van de boerderij, die ik met mijn mobieltje heb gemaakt. Ik moet toegeven dat ik de man, die ik een jaar lang heb gehaat, enigszins ben gaan bewonderen.
Pappa, ik houd van jou.  

© taededraaftdoor 07-05-2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten