vrijdag 20 september 2013

De Kluizenaar



De maan wierp spookachtige schaduwen op de met mos bedekte hut. Boven een knisperend houtvuur hing een ketel met soep te garen waarvan de rook in speelse vormen de donkere nachtelijke hemel in kringelde.
Dit was het domein van Tom, een grijze oude man van achter in de zeventig. Diep verscholen in het bos, ver van de bewoonde wereld, leefde hij al vele jaren een teruggetrokken en sober bestaan. Alleen een doorgewinterde padvinder zou hem hier weten te vinden.
Ook al wist hij zich prima in leven te houden met wat de natuur hem zoal te bieden had, en was hij met de jaren een zeer bedreven jager geworden, toch liep hij één keer in de week naar de boerderij van Gijsbert, aan der rand van het bos, van wie hij meel, eieren en een kannetje verse melk kreeg. Dit waren voor Tom vrijwel de enige momenten dat hij met iemand sprak.
Omdat hij zoveel mogelijk zelf in zijn levensonderhoud probeerde te voorzien, repareerde hij z’n kleren zelf. Mollenvellen waren uiterst geschikt om gaten in broeken en jassen mee te dichten. Het was een sterk, leerachtig, materiaal waar vissers vroeger zelfs broeken van maakten. Een eigen handgemaakte trui van konijnenhuiden bood hem een behaaglijke warmte tijdens koude winterdagen.  In het voorjaar tapte hij sap uit de stam van berkenbomen, wat boordevol vitaminen zat, en als een biokatalysator werkte om afvalstoffen uit het lichaam te voeren.
De laatste tijd dacht hij steeds vaker terug aan die momenten uit z’n verleden waarvan hij graag had gezien dat ze anders waren verlopen: z’n op de klippen gelopen huwelijk, zijn twee kinderen die hij sinds de scheiding met z’n vrouw niet meer had gezien, misschien was hij nu wel opa, hij achtte die kans best reëel. Waren z’n kinderen überhaupt wel op de hoogte over het bestaan dat hun vader leidde?
Het leven bestond simpelweg uit keuzes maken, maar wanneer maakte je de juiste? Vroeger was hij een overtuigd atheïst geweest. Nu echter, was hij, door ervaringen, anders gaan denken. Hij was zelfs gaan geloven in God, ook al ging hij niet naar een kerk. Het leven te midden van de natuur had iets onverklaarbaars in hem losgemaakt. Daarentegen was hij het vertrouwen in z’n medemens kwijtgeraakt; dit was met name het geval geweest nadat z’n vader in de oorlog was omgekomen in een werkkamp.
Z’n broer was hem jaren geleden een keer komen opzoeken en had hem uitgelachen. Paul had geprobeerd hem over te halen om met hem mee terug te gaan naar de stad. Tom had geweigerd. Paul begreep hem niet. Er was niemand die hem begreep. Hoofdschuddend was Paul huiswaarts gekeerd. Het was de laatste keer geweest, dat hij zijn broer had gezien.
Leunend op z’n wandelstaf, staarde Tom naar de sterren aan de nachtelijke hemel. Hij voelde zich klein worden bij de bewustwording van dit fascinerende universum, dat na zoveel eeuwen, nog steeds geheimenissen voor de mensheid verborgen wist te houden. Het inspireerde hem tot het schrijven van prachtige liederen, welke hij zong en door de wind gedragen, een weg vonden naar het onbekende tot het langzaam in stilte vervaagde.

© taededraaftdoor 15- 09-2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten