Laatst zag ik je weer. In een droom. Je stond op een afstandje naar mij te
kijken. Je glimlachte, je bloosde, alsof het de dag van gisteren was.
De wind waaide speels door je haren. Je zachte huid was gebruind door de
zon. Ik genoot van je zomersproeten. Je vond ze zelf nooit zo mooi. Weet je
nog?
Ik herinnerde me het rode jurkje dat je droeg. Het was je lievelingsjurk,
gekocht tijdens een onvergetelijke vakantie in Italië, alweer twee jaar geleden. Toevallig
keek ik laatst nog naar de foto’s. Mijn God, wat waren we gelukkig! De toekomst
lachte ons toe!
Je deed een paar stapjes naar voren. Ik schrok, mijn hart bonsde bijna uit mijn
borstkas, snel deed ik een stapje terug. Gek
eigenlijk, maar ik meende zelfs eventjes je geur te ruiken.
Ik haalde diep adem. Voorzichtig noemde ik je naam. Die naam, wanneer had
ik die ook maar weer voor het laatst uitgesproken?
Ik kon het gewoonweg nooit. Ik durfde het niet. Het koste zoveel energie.
Net zoals ik nadien ook nooit meer op jouw kamer was geweest. Ik was er gewoonweg
niet toe in staat. Bang voor de confrontatie? Ik had werkelijk geen idee!
En nu, ineens, stond je daar; zo levendig en zo echt. Aarzelend stak ik mijn
hand uit. Ik wilde je aanraken, je voelen. Het liefst wilde ik je omhelzen en
je nooit meer loslaten. Ik wilde je vertellen dat je nergens bang voor hoefde
te zijn, dat ik er altijd voor je zou zijn; maar de woorden bleven steken ergens
achter in mijn keel.
Je doorbrak mijn stilzwijgen met de vraag of ik gelukkig was.
Ik aarzelde. Ik durfde je niet te vertellen over mijn depressiviteit. Bang
dat ik me schaamde en dat jij dat niet begreep. Je was nog maar zeven. En ik
wilde je niet nog eens met al mijn problemen opzadelen. Ik kon prima mijn
eigen boontjes doppen, tenminste dat dacht ik.
Dus loog ik dat het wel goed met me ging.
Volgens mij had je me door. Je was altijd al een slim en doortastend
meisje geweest. (Iets wat je van je
moeder had meegekregen). Ik had meteen spijt dat ik je de waarheid niet
durfde te vertellen (gelukkig had je mijn
faalangst niet geërfd).
We lieten het verder voor wat het was.
Je vroeg hoe het ging met je broertje, Bo.
Misschien dacht ik er net iets te lang over na, maar dat hij iedere nacht
nog steeds huilend wakker werd, vertelde ik je niet. Wel zei ik dat hij elke
avond naar de sterren wuifde, in de hoop dat jij dat misschien zou zien.
Aan je reactie begreep ik dat dat niet zo was.
Stilte
‘Hij mist je.’
Ik zag je oogjes rood worden.
‘Jullie waren vriendjes voor altijd.’
stilte
Je knikte.
stilte
Ik floot je lievelingsliedje.
Je lachte.
Zo zag ik je graag. Zachtjes begon ik het voor je te zingen.
Zo zag ik je graag. Zachtjes begon ik het voor je te zingen.
Je pakte mijn hand en neuriede met mij mee. Eerst zachtjes, daarna luider, steeds luider totdat we samen zingend door een veld vol
korenbloemen dansten. Vogeltjes tjilpten, vlinders fladderden om ons heen, er
was een ondergaande zon. Het was alsof we ons in een sprookje bevonden.
Ik tilde je op. Je schaterlachte. Je gezicht kwam naast de mijne. Ik
voelde je adem. Ik proefde jouw geur. Ik… toen... je bracht je mond vlak naast mijn oor. Ik hield mijn adem in. Zachtjes fluisterde je: Pappa, je bent de allerliefste van de hele
wereld. Ik houd van jou!
© taededraaftdoor
15- 06-2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten