Ergens… heel ver hier vandaan… aan de rand van een eeuwenoud bos, stond
een vervallen landhuis, met scheuren in de muren, lekke dakgoten en mos dat op
de verrotte kozijnen groeide.
Hier woonde Gargamel. Althans, zo werd hij genoemd door de mensen uit het
dorp. Niemand wist zijn echte naam of waar hij vandaan kwam. Op een dag was hij
er komen wonen, zomaar vanuit het niets.
Afgezonderd van alle hectiek, sleet hij zijn dagen in eenzaamheid met het
stoken van whisky en met het maken van schilderijen; een expressie van zijn gevoelens, het had
verder allemaal niet zo heel veel om de hakken.
Gargamel was opgegroeid in een tijd dat je de achterdeur nog gewoon los
kon laten; dat mensen elkaar een welgemeend goedendag toewensten; zich nog om
elkaar bekommerden; waarin normen en waarden nog echt iets betekenden. Ach, het
was allemaal vergane glorie in deze hopeloze, ranzige, misselijkmakende wereld.
Gargamel was nooit getrouwd geweest. Om de doodeenvoudige reden dat een
vrouw alleen maar ongelukkig zou worden. Hij had het wel eens geprobeerd, maar
de liefde was gewoon niet voor hem weggelegd. Het was goed zoals het was.
Als een nomade was hij de halve wereld rondgetrokken. Hij had de zon
talloze keren onder zien gaan, had alles gedaan wat God had verboden, en
uiteindelijk was hij hier dan terecht gekomen; een idyllische plek! om te wachten
tot de tijd hem op een dag zou gaan inhalen. Het wou alleen nog niet zo
vlotten. Hij vroeg zich wel eens af of de grote baas hem niet per ongeluk was vergeten.
In de tussentijd dronk hij een fles whisky per dag, waarna hij tegen het
vallen van de avond zijn penseel ter hand nam. Het witte doek veranderde iedere
keer weer opnieuw in een kleurenpalet
dat je zintuigen volledig betoverde. Alsof je hallucineerde. Je wist niet wat je overkwam.
Op een dag klopte er een verdwaalde toerist bij hem aan. Bij het zien van
al de schilderijen raakte deze totaal overstuur. Uren achtereen zat hij te
huilen. Hij biechtte al zijn zonden op waarna hij als een herboren wereldverbeteraar
weer huiswaarts keerde.
Al snel ging dit als een lopend vuurtje rond. Van heinde en verre kwamen mensen
aan zijn deur. Jong en oud, rijk en arm, groot en klein. Zijn huis werd een
soort van bedevaartsoord. De één was verwonderd, een ander sprakeloos, sommigen
waren totaal buiten zinnen. Kinderen begonnen spontaan te huilen terwijl
ouderen volledig doordraaiden.
Zijn werk werd bestempeld als: meesterlijk, volmaakt, magisch,
adembenemend, niet te omvatten en sensationeel. De kranten stonden er bol van.
Zelfs psychologen en professoren bogen zich over dit fenomeen. Hier werd
getoverd met kleuren zoals in de gehele mensheid nog nooit eerder was gedaan. Over
één ding waren de geleerden het volmondig eens: Bij het zien van zoveel kleuren
gebeurde er iets in je hersenen waardoor je je voor een lange periode extreem
gelukkig voelde. Een soort van drug, maar dan vele malen sterker en intenser. Was
dit misschien de nieuwe weg naar wereldvrede? Het leek er wel op.
Op een dag was Gargamel met de noorderzon vertrokken. Zomaar, zonder aanleiding
en zonder een vaarwel. Al zijn schilderijen waren eveneens verdwenen. Op één
na. In zijn werkkamer hing zijn allerlaatste werk. Het was een afgrijselijk doek
vol gruwelijke duivels en demonen. Zo realistisch, dat je haren er recht van overeind
gingen staan. Zonder achterom te kijken verlieten mensen deze onheilspellende
plek. Rennend en schreeuwend, alsof hun leven er vanaf hing. Alle prachtige illusies leken in rook op te zijn gegaan. Langzaam werd
alles weer zoals het was en ging alles weer gewoon z’n gangetje.
In de rechter benedenhoek stond zijn naam:
Gargamel, de tovenaar!
© taededraaftdoor
30- 12-2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten