vrijdag 15 juni 2018

De droom


Laatst zag ik je weer. In een droom. Je stond op een afstandje naar mij te kijken. Je glimlachte, je bloosde, alsof het de dag van gisteren was.
De wind waaide speels door je haren. Je zachte huid was gebruind door de zon. Ik genoot van je zomersproeten. Je vond ze zelf nooit zo mooi. Weet je nog?
Ik herinnerde me het rode jurkje dat je droeg. Het was je lievelingsjurk, gekocht tijdens een onvergetelijke vakantie in Italië, alweer twee jaar geleden. Toevallig keek ik laatst nog naar de foto’s. Mijn God, wat waren we gelukkig! De toekomst lachte ons toe!
Je deed een paar stapjes naar voren. Ik schrok, mijn hart bonsde bijna uit mijn borstkas, snel deed ik een stapje terug. Gek eigenlijk, maar ik meende zelfs eventjes je geur te ruiken.
Ik haalde diep adem. Voorzichtig noemde ik je naam. Die naam, wanneer had ik die ook maar weer voor het laatst uitgesproken?
Ik kon het gewoonweg nooit. Ik durfde het niet. Het koste zoveel energie. Net zoals ik nadien ook nooit meer op jouw kamer was geweest. Ik was er gewoonweg niet toe in staat. Bang voor de confrontatie? Ik had werkelijk geen idee!
En nu, ineens, stond je daar; zo levendig en zo echt. Aarzelend stak ik mijn hand uit. Ik wilde je aanraken, je voelen. Het liefst wilde ik je omhelzen en je nooit meer loslaten. Ik wilde je vertellen dat je nergens bang voor hoefde te zijn, dat ik er altijd voor je zou zijn; maar de woorden bleven steken ergens achter in mijn keel.
Je doorbrak mijn stilzwijgen met de vraag of ik gelukkig was.
Ik aarzelde. Ik durfde je niet te vertellen over mijn depressiviteit. Bang dat ik me schaamde en dat jij dat niet begreep. Je was nog maar zeven. En ik wilde je niet nog eens met al mijn problemen opzadelen. Ik kon prima mijn eigen boontjes doppen, tenminste dat dacht ik.
Dus loog ik dat het wel goed met me ging.
Volgens mij had je me door. Je was altijd al een slim en doortastend meisje geweest. (Iets wat je van je moeder had meegekregen). Ik had meteen spijt dat ik je de waarheid niet durfde te vertellen (gelukkig had je mijn faalangst niet geërfd).
We lieten het verder voor wat het was.
Je vroeg hoe het ging met je broertje, Bo.
Misschien dacht ik er net iets te lang over na, maar dat hij iedere nacht nog steeds huilend wakker werd, vertelde ik je niet. Wel zei ik dat hij elke avond naar de sterren wuifde, in de hoop dat jij dat misschien zou zien.
Aan je reactie begreep ik dat dat niet zo was.
Stilte
‘Hij mist je.’
Ik zag je oogjes rood worden.
‘Jullie waren vriendjes voor altijd.’
stilte
Je knikte.
stilte
Ik floot je lievelingsliedje.
Je lachte. 
Zo zag ik je graag. Zachtjes begon ik het voor je te zingen.
Je pakte mijn hand en neuriede met mij mee. Eerst zachtjes, daarna luider, steeds luider totdat we samen zingend door een veld vol korenbloemen dansten. Vogeltjes tjilpten, vlinders fladderden om ons heen, er was een ondergaande zon. Het was alsof we ons in een sprookje bevonden.
Ik tilde je op. Je schaterlachte. Je gezicht kwam naast de mijne. Ik voelde je adem. Ik proefde jouw geur. Ik… toen... je bracht je mond vlak naast mijn oor. Ik hield mijn adem in. Zachtjes fluisterde je: Pappa, je bent de allerliefste van de hele wereld. Ik houd van jou!

© taededraaftdoor 15- 06-2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten