Op een gasbrandertje
staat een pannetje met kokend water waarin een handjevol duindoornbesjes drijven
om thee van te maken.
Van takken en mos heb ik een
klein onderkomen gemaakt dat me beschutting moet bieden tegen eventuele indringers
zoals ratten en egels en wie weet wat voor ongedierte er hier allemaal nog meer
leeft.
Voor mijn roman die ik
aan het schrijven ben probeer ik een zo goed mogelijk beeld te schetsen van wat
mijn hoofdpersoon zoal doormaakt. EĆ©ntje daarvan is overnachten in een donker bos
en proberen om in leven te blijven.
Samen met mijn gezin ben
ik op dit Waddeneiland neergestreken om er vakantie te vieren en inspiratie op
te doen voor mijn boek dat zich hier afspeelt.
Mijn telefoon en E-reader
heb ik in de tent achtergelaten. Hoe minder afleiding des te beter het is. Het
enige wat ik bij me heb is een mes, een zaklamp, en een flesje water.
‘Neem nou gewoon je
telefoon mee,’ opperde mijn vriendin. ‘Dan kun je in geval van nood altijd iemand
bellen.’
Alsof ik in zeven sloten
tegelijk loop. ‘Het gaat maar om een nachtje,’ zei ik zo nonchalant mogelijk. Met
enige aarzeling ging ik het nachtelijke avontuur tegemoet.
Omdat het eten van maden
en het drinken van bloed voor mij toch echt een brug te ver gaat en ik ook geen
idee heb hoe ik een konijn of eekhoorn moet vangen, laat staan het dan ook nog
eens te moeten ontdoen van alle ingewanden, heb ik voor het gemak een
diepvrieskip gekocht. Per slot van rekening gaat het om een experiment.
Op de plek van mijn bestemming
zoek ik twee stevige takken met kleine zijtakjes die ik op ongeveer dertig
centimeter van elkaar in de grond steek. Daartussenin leg ik een langere stok
die als spies dienst doet.
Ik sprokkel wat droog
hout en maak een vuurtje. Voorzichtig hang ik de kip boven de vlammen en ga
rustig zitten kijken naar hoe het vuur de kip langzaam bruin roostert.
Ondertussen doe ik mij tegoed aan een kop smakeloze thee dat naar urine stinkt.
Inmiddels begint het al
aardig te schemeren. Ik merk dat ik het spannender vind dan ik aanvankelijk had
gedacht.
Ik schrik van alle geluiden
om me heen. Het geluid van een vogel. Het geritsel van een dier dat ergens in de struiken kruipt.
Ik kijk op mijn horloge.
De kip gaart al ruim anderhalf uur. Ik pak mijn mes en probeer een stuk van de
kip af te snijden. Het lukt niet. Ik zet iets meer kracht. Het lukt nog steeds
niet. Stomme kutkip!
Opnieuw probeer ik de kip
aan te snijden. Ik zet iets meer kracht. Een krakend geluid. De spies breekt.
Mijn hand schiet richting de kip. Te laat. De kip valt in het vuur. In een
reflex schop ik tegen de kip die een paar meter verderop in het zand neerkomt. Ik
kan wel janken. Dat betekent geen eten vanavond.
Die nacht doe ik geen oog
dicht.
Met amper twee uurtjes
slaap kom ik de volgende ochtend terug op de camping.
‘Schat, wat zie je er uit?
Het lijkt alsof je van het slagveld komt. Wat is er gebeurd?
'Ach, gewoon. Een klein
inschattingsfoutje.'
© taededraaftdoor 21- 10-2022